"De manier waarop de rechtspraak wordt gefinancierd en het door het kabinet beschikbaar gestelde geld is risicovol voor continuïteit van de rechterlijke organisatie". Dat stellen onderzoekers van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) in het rapport Continuïteit in de bekostiging van politie, Openbaar Ministerie en Rechtspraak.

De onderzoekers brachten de schommelingen in de rechtspraakbegrotingen vanaf 2010 in kaart. In 2010 ging het om 919 miljoen euro, in 2016 steeg dit naar 1.017 miljoen om in 2019 weer te dalen naar 987 miljoen euro. Deze veranderingen zijn vooral toe te schrijven aan de manier waarop de rechtspraak werd gefinancierd.

Tot en met 2019 kreeg de rechtspraak grotendeels per rechtszaak betaald. Een stijging van het aantal zaken betekende een hoger budget, een daling juist een verlaging. Daarnaast veranderde door onder andere bezuinigingen ook de vergoeding per type zaak door de jaren heen.

Omdat het aantal rechtszaken (en daarmee het budget) al een aantal jaren daalt en omdat vaste kosten voor bijvoorbeeld huisvesting minder snel kunnen dalen, knelde deze manier van financiering steeds meer. Sinds vorig jaar bestaat daarom een veel groter deel (circa 40 procent) van het budget uit een vast bedrag.

Ook bleek eerder dat niet alle zaakverzwarende factoren – zoals minder lichtere zaken, professionalisering van de advocatuur en een complexer toetsingskader – zich vertaalden in een hogere vergoeding per zaak. Hierdoor liep de werkdruk op en ontstonden grotere tekorten, schrijven de onderzoekers in het rapport.

Bron: WODC

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Belastingrecht algemeen

4

Gerelateerde artikelen