Omdat niet is voldaan aan de voorwaarden is er bij afkoop van een lijfrente in verband met arbeidsongeschiktheid revisierente verschuldigd, zo oordeelt Rechtbank Noord-Nederland.

De zaak (11 oktober 2018, ECLI:NL:RBNNE:2018:3914) verloopt als volgt. Een ondernemer heeft belastingschulden. Om deze schulden te voldoen besluit hij zijn lijfrenteverzekering af te kopen. De Belastingdienst heft over de afkoopsom van € 84.572 inkomstenbelasting en brengt daarbij revisierente in rekening. De man is het niet een met de heffing van revisierente. Ter onderbouwing van zijn stelling voert hij aan dat hij arbeidsongeschikt is en dat revisierente daarom achterwege mag blijven.

Als is voldaan aan de voorwaarden opgenomen in artikel 3.133 lid 9 Wet IB 2001 is geen revisierente verschuldigd in de situatie van afkoop waarbij de gerechtigde arbeidsongeschikt is. Voor de uitkomst van de procedure is met name de hoogte van de afkoopsom van belang.

Volgens de rechtbank bedraagt de afkoopsom maximaal € 71.391 om in aanmerking te komen voor de vrijstelling van revisierente. De Belastingdienst heeft terecht revisierente in rekening gebracht.

Belang voor de praktijk

In artikel 3.133 lid 9 Wet IB 2001 is de mogelijkheid beschreven van afkoop van een lijfrente in verband met arbeidsongeschiktheid zonder dat er sprake is van de heffing van de revisierente. Er gelden drie voorwaarden:

  1. de verzekeringnemer/rekeninghouder is langdurig arbeidsongeschikt is en voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden ter zake van deze arbeidsongeschiktheid;
  2. de verzekeringnemer/rekeninghouder is nog niet AOW-gerechtigd;
  3. en de afkoopsom(men) bedraagt maximaal € 41.132 (bedrag 2019) of, als dat hoger is, niet meer dan het gemiddelde van de premiegrondslag (artikel 3.127 lid 3 Wet IB 2001) van het kalenderjaar en het voorafgaande kalenderjaar vermeerderd met € 12.275 respectievelijk € 12.129 (AOW-franchises).

Langdurige arbeidsongeschiktheid
Artikel 18 Uitvoeringsregeling IB 2001 beschrijft de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan wil er sprake zijn van langdurige arbeidsongeschiktheid. Er moet aan één van de twee volgende voorwaarden worden voldaan:

  1. Uit een door een arts afgegeven (recente) verklaring blijkt dat op dat moment de belastingplichtige als gevolg van ziekte of gebreken niet in staat is om volledig de werkzaamheden te verrichten waarmee vóór dit moment het inkomen hoofdzakelijk – dus voor 70% of meer – werd verdiend en hiertoe vermoedelijk in de twaalf maanden na de afgifte van de verklaring ook niet in staat zal zijn. De verklaring van een arts kan bijvoorbeeld een verklaring van een huisarts of een behandelend arts in een ziekenhuis zijn, of;
  2. Het is aannemelijk dat de belastingplichtige periodieke uitkeringen van privaat- of publiekrechtelijke aard wegens arbeidsongeschiktheid ontvangt of gaat ontvangen. Hiertoe kan de belastingplichtige bijvoorbeeld een brief van de verzekeraar of de beschikking van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) overleggen aan de uitvoerder waaruit blijkt dat de belastingplichtige periodieke uitkeringen vanwege arbeidsongeschiktheid ontvangt of – uitgaande van de huidige situatie – gaat ontvangen.

Hoogte afkoopsom
Het vaste bedrag van € 41.132 (in 2019) laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Het criterium voor afkoopsommen die hoger dan het vaste bedrag zijn levert in de praktijk wel vragen op. Uitgangspunt is het gemiddelde van de premiegrondslag voor het berekenen van de jaarruimte vermeerderd met de AOW-franchise van het kalenderjaar van afkoop en het voorafgaande kalenderjaar. Daarbij is het van belang om te onthouden dat voor de berekening van de premiegrondslag steeds de inkomensgegevens van het voorafgaande kalenderjaar als uitgangspunt dienen.

Voorbeeld
Niels heeft een lijfrenterekening met een saldo van € 143.300. Als gevolg van een zeer ongelukkig ongeval tijdens het beoefenen van zijn favoriete sport, de triatlon, is hij arbeidsongeschikt geworden. Hij voldoet aan de voorwaarden van artikel 18 Uitvoeringsregeling IB 2001. Niels wil zijn lijfrente afkopen en vraagt zich af tot welk bedrag dit mogelijk is zonder heffing van revisierente. Het inkomen van Niels bedraagt in 2019: € 94.000, in 2018: € 92.000, in 2017: € 89.000.

Bij afkoop in 2019 vormt het gemiddelde van de premiegrondslag van 2019 en 2018 het uitgangspunt voor de berekening. De premiegrondslag van 2019 is gebaseerd op het inkomen van 2018 en de premiegrondslag van 2018 is gebaseerd op het inkomen van 2017.

  • Premiegrondslag 2019 (= inkomen 2018) € 92.000 + € 12.275 = € 104.275
  • Premiegrondslag 2018 (= inkomen 2017) € 89.000 + € 12.129 = € 101.129
  • Gemiddelde premiegrondslag 2018/2019 = € 102.702

Niels kan dus tot een bedrag van € 102.702 lijfrente afkopen zonder heffing van revisierente. Uiteraard wel onder de voorwaarde dat de uitvoerder meewerkt aan gedeeltelijke afkoop.

Het is van groot belang dat bij afkoop van een lijfrente in verband met arbeidsongeschiktheid de afkoopsom niet boven het maximale bedrag uitkomt. Ook een overschrijding van een paar euro heeft tot gevolg dat er revisierente verschuldigd is. Zie hiervoor de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 19 juni 2017 (ECLI:NL:RBGEL:2017:3190). In dit kader is het van belang om te weten dat een gedeeltelijke afkoop van een lijfrente in dit verband mogelijk is.

Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting

50

Gerelateerde artikelen