Rob Cornelisse ergert zich aan het feit dat de Belastingdienst in zijn werkinstructie 'telefonisch horen' standpunten inneemt die contra legem zijn. De Belastingdienst kan niet op eigen gezag de wettelijke eisen van de Awb passeren; daarvoor is de parlementaire weg de aangewezen route.
Met stijgende verwondering en verbijstering heb ik kennisgenomen van de antwoorden van de staatssecretaris van Financiën op de door het Tweede Kamerlid Omtzigt gestelde vragen over het telefonisch intrekken van bezwaren (
Brief van 2 november 2016 met kenmerk 2016-0000192431). In deze beantwoording wordt ruiterlijk toegegeven dat de door de Belastingdienst, sedert 2011, gehanteerde en toegepaste werkinstructie in strijd is met zowel artikel 6.14, lid 1, Awb (schriftelijke bevestiging van de ontvangst van een bezwaarschrift) als artikel 6.21 Awb (intrekking van een bezwaar kan alleen schriftelijk dan wel mondeling tijdens een hoorzitting). De staatssecretaris van Financiën merkt in dat kader op:
"Deze specifieke werkinstructie was niet conform wet- en regelgeving en had dus überhaupt niet mogen worden vastgesteld. Inmiddels is opdracht gegeven het werken contra legem te beëindigen."
Vanzelfsprekend is het verbazingwekkend dat de Belastingdienst in strijd met de wet handelt. Echter ik ben echt van mijn stoel gevallen van de constatering dat het handelen in strijd met de wet was neergelegd in een werkinstructie waaraan belastingambtenaren zich moesten houden. En – nog meer – van het zeer waarschijnlijke feit dat het concept van deze werkinstructie zijn weg heeft gevonden binnen de organisatie van de Belastingdienst en het Ministerie van Financiën en op elke niveau telkenmale het groene licht heeft gekregen. Ik kan en wil niet de gedachte omarmen dat de kennis van de Awb dermate is weggezakt bij de Belastingdienst en het Ministerie van Financiën dat het contra legem karakter van deze werkinstructie niet is onderkend.
Maar de gedachte dat men willens en wetens het contra legem karakter heeft aanvaard, is ook zeer onaantrekkelijk. Met welk gezag kan de Belastingdienst dan nog het belerende vingertje omhoog steken indien een belastingplichtige zijn contra legem handelen vergoelijkt met het verweer dat zijn handelswijze meer strookte met de, zoals de staatssecretaris in eerdergenoemde brief tot uitdrukking bracht, "maatschappelijke wensen en verwachtingen ten aanzien van de interactie" met consumenten/werknemers en dergelijke. Indien een door de Belastingdienst toe te passen handelswijze meer tegemoet komt aan "de wens in de samenleving" (wederom de woorden van de staatssecretaris) maar in strijd is met de wet dan is toch de gebruikelijke weg om een aanpassing van de desbetreffende wet te initiëren zodat daarover een fatsoenlijke gedachtewisseling, met input vanuit de samenleving, kan plaatsvinden? Ongetwijfeld kan met een efficiënte werkwijze veel worden gewonnen maar dat mag nimmer ontaarden in een werkwijze die in strijd is met de wet.
14