"Wie van de Drie" is zó jaren 70. Of toch niet? Na het arrest ‘‘K Oy'' is de AVRO-spelshow helemaal terug in btw-land. De gemiddelde consument bepaalt namelijk het btw-tarief dat op de levering van een goed drukt. Maar wie is dat, die ‘gemiddelde consument'?

Eerst de zaak ‘‘K Oy'' (HvJ EU 11 september 2014, nr. C-219/13, V-N 2014/47.19). Deze Finse uitgever geeft onder andere ‘‘e-boeken'' uit, en wel in de vorm van een elektronisch bestand dat is opgeslagen op een fysieke drager. Lidstaten kunnen voor dit soort boeken, net als voor fysieke boeken, het verlaagde btw-tarief toepassen. Niet alle lidstaten doen dit. Finland, bijvoorbeeld, maakt een onderscheid door het verlaagde tarief wél toe te passen op gedrukte boeken, maar niet op genoemde e-boeken. Een lidstaat heeft die vrijheid om een tariefpost slechts gedeeltelijk te benutten. Soortgelijke goederen/diensten mogen echter niet verschillend worden behandeld.
 
Hier komt ‘de gemiddelde consument' om de hoek kijken. Goederenleveringen en diensten zijn soortgelijk wanneer zij overeenkomstige eigenschappen vertonen en aan dezelfde behoeften van de (gemiddelde) consument voldoen. Vergelijkbaar gebruik is de maatstaf. Eventuele verschillen in eigenschappen of andere behoeften waaraan wordt voldaan, mogen de beslissing van de koper niet aanmerkelijk beïnvloeden.
 
Specifiek in de eerder aangehaalde Finse zaak merkt het HvJ op dat de gemiddelde consument van elke lidstaat als maatstaf dient te worden genomen. We zijn dus niet alleen op zoek naar Jan Modaal binnen de btw, maar ook naar Juan, John, Janus en João. Waarom? ‘‘Het oordeel van de gemiddelde consument kan variëren naargelang de eventueel wisselende mate van inburgering van de nieuwe technologieën op elke nationale markt en de mate van toegang tot de technische apparatuur die deze consument in staat stelt, boeken op andere dragers dan papier te lezen (. . . ).'' Ga er maar aanstaan. Criteria als deze zullen nog veel lezenswaardige jurisprudentie opleveren.
 
Om te beginnen (wellicht) met de Franse en Luxemburgse inbreukprocedures over de vraag of downloads van e-boeken, kranten en tijdschriften hetzelfde dienen te worden behandeld als de op papier gedrukte varianten. De BTW-richtlijn is duidelijk. Het verlaagde tarief is niet van toepassing op langs elektronische weg verrichte diensten. Een Kamer van het HvJ EU die met haar tijd meegaat, kan redeneren dat het geldende btw-tarief afhangt van de gebruikservaring van de gemiddelde (Europese) consument en dat hetzelfde btw-tarief van toepassing moet zijn op fysieke en digitale boeken, kranten en tijdschriften. Daarmee zet zij wel een bindende tariefbepaling uit de BTW-richtlijn opzij. Ook zal het HvJ EU dan moeten overwegen dat de door de EU-wetgever gegeven begrenzing van de optionele verlaagde btw-tarieven in strijd is met het Verdrag, omdat soortgelijke goederen en diensten niet hetzelfde worden behandeld. De lagere rechter kan vervolgens op zoek naar de gemiddelde consument. Wellicht met behulp van een enquête? De antwoorden op de multiple choice vraag of digitale boeken en kranten gelijk(waardig) zijn aan hun papieren variant schrijf ik vast uit: A) Ja zeker, de Da Vinci Code achter een retina scherm is net zo spannend als de paperback. B) Nee, in een digitale krant kun je je vis niet inpakken.

 

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Omzetbelasting

26

Gerelateerde artikelen