De Hoge Raad oordeelt dat voor de grondslag van de 30%-regeling wordt aangesloten bij het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking.

Belanghebbende (X), een Noor, werkt tot 1 juni 2002 voor D Ltd. uit de VS. Vanaf 1 juni 2002 is hij uitgezonden naar Nederland en werkt daar voor D bv. Op verzoek van belanghebbende en D bv is de 30%-regeling van toepassing. Belanghebbende doet voor 2003 en 2004 IB-aangifte met een aangiftebiljet voor binnenlands belastingplichtigen. Hij kiest daarbij voor partiële buitenlandse belastingplicht. In geschil is of de 30%-regeling ook van toepassing is op de auto van de zaak. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat de 30%-regeling niet van toepassing is op de auto van de zaak, omdat het genot van de auto van de zaak niet tot het loon behoort. Hof 's-Gravenhage oordeelt dat het voordeel van de auto van de zaak voor de toepassing van de 30%-regeling in het loon is begrepen.

De Hoge Raad oordeelt dat voor de grondslag van de 30%-regeling wordt aangesloten bij het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. Uit de wetsgeschiedenis van de 30%-regeling blijkt volgens de Hoge Raad dat het hierbij gaat om het begrip loon in de zin van de Wet LB. De Hoge Raad wijst er vervolgens op dat het genot van een ter beschikking gestelde personenauto in 2003 en 2004 niet tot het loon in de zin van de Wet LB behoorde. De Hoge Raad stelt de staatssecretaris in het gelijk en vernietigt de uitspraak van het hof.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting

Instantie: Hoge Raad

15

Gerelateerde artikelen