X dient bij het Regionaal Tuchtcollege een tuchtklacht in tegen een radioloog. In hoger beroep wraakt X een lid van het Tuchtcollege omdat deze een bekende is van de aangeklaagde radioloog. Beiden waren lid van dezelfde werkgroep Tuchtrecht. De wrakingskamer oordeelt dat het lidmaatschap van deze kleine werkgroep, waarin tuchtrechtelijke uitspraken werden besproken, bij X de vrees kon wekken voor onvoldoende distantie tussen beide leden. Het wrakingsverzoek wordt toegewezen.

A-G Valk geeft, naar aanleiding van een vordering tot cassatie in het belang der wet, het advies aan de Hoge Raad om een beslissing van de wrakingskamer van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te vernietigen. Volgens de A-G is het vaste rechtspraak dat een rechter geacht wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die wijzen op vooringenomenheid. De deelname aan een kleine professionele werkgroep door zowel een lid van het tuchtcollege als de beklaagde is volgens de A-G op zichzelf onvoldoende om te concluderen dat de onpartijdigheid in het geding is. De wrakingskamer heeft volgens de A-G geen aanvullende omstandigheden vastgesteld die deze vrees rechtvaardigen, waardoor de beslissing juridisch onjuist is. In zijn vordering verwijst de A-G ook naar aanbevelingen uit de Leidraad onpartijdigheid en nevenfuncties in de rechtspraak. Volgens de A-G kunnen er voor een rechter goede redenen zijn om een zaak van iemand uit zijn zakelijke kennissenkring te behandelen. Dit kan bijvoorbeeld zien op de kleinschaligheid van het rechtelijke college zijn, of bij de rechter vereiste deskundigheid. Dit sluit aan bij EHRM-rechtspraak die waarschuwt dat klachten over de onpartijdigheid  van een rechter niet tot gevolg mogen hebben dat een rechtssysteem van een land lamgelegd wordt. De A-G adviseert de Hoge Raad de beslissing van de wrakingskamer te vernietigen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Algemene wet bestuursrecht 8:15