Advocaat-generaal Ettema is, anders dan het hof, van oordeel dat de Accijnsrichtlijn een grondslag biedt om te heffen als een particulier accijnsproducten anders dan voor eigen behoeften heeft verkregen die hij vanuit een andere lidstaat naar zijn eigen lidstaat heeft laten vervoeren.
Aan X is een naheffingsaanslag accijns opgelegd voor sigaretten en overige rookwaar uit Luxemburg die in zijn woning is aangetroffen. In cassatie is alleen de accijns voor de overige rookwaar nog in geschil. Hof Amsterdam oordeelde dat in de Wet op de accijns en de richtlijn 2008/118 (hierna: Accijnsrichtlijn) een grondslag ontbreekt om van X in Nederland accijns te kunnen heffen over deze tabaksproducten. Het hof is er daarbij van uitgegaan dat X de overige tabaksproducten heeft laten vervoeren en dat deze niet voor eigen behoeften zijn verkregen.
Advocaat-generaal Ettema is anders dan het hof van oordeel dat de Accijnsrichtlijn een grondslag biedt om te heffen als een particulier accijnsproducten anders dan voor eigen behoeften heeft verkregen die hij vanuit een andere lidstaat naar zijn eigen lidstaat heeft laten vervoeren. Vervolgens gaat de A-G na hoe deze bepalingen van het Unierecht in de Wet op de accijns zijn geïmplementeerd. De A-G is van mening dat de Wet op de accijns eveneens een grondslag biedt om te heffen. De A-G adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep van de staatssecretaris gegrond te verklaren. Ambtshalve meent de A-G dat de uitspraak van het hof ook niet geheel juist is voor zover het hof heeft geoordeeld dat X de tabaksproducten niet voor eigen behoeften heeft verkregen en evenmin voor commerciële doeleinden voorhanden heeft gehad. Volgens het systeem van de richtlijn en de wet is het of het één of het ander.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Accijns en verbruiksbelastingen
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 27 november