Mevrouw A de X, erflaatster, overlijdt in januari 2007. De heer X de X is haar broer en is één van de erfgenamen. In november 2007 krijgt X de X hiertoe een voorlopige aanslag successierecht opgelegd. Als erflaatster is in dat kader vermeld A X. In december 2007 overlijdt X de X vervolgens zelf. In geschil is de aan (wijlen) X de X opgelegde definitieve aanslag successierecht. Als erflaatster is thans vermeld A de X. Belanghebbenden, de erven X de X, stellen dat deze aanslag niet rechtsgeldig is, omdat deze is gebaseerd op de aangifte, de correspondentie en de eerdere (voorlopige) aanslag waarin de inspecteur het steeds heeft over A X. Rechtbank Haarlem oordeelt dat deze geringe onvolkomenheid in de tenaamstelling niet kan leiden tot vernietiging van de onderhavige aanslag. Het was namelijk voldoende duidelijk dat de eerdere bescheiden betrekking hadden op de nalatenschap van A de X. De erven X de X gaan in hoger beroep.
Hof Amsterdam oordeelt dat de aanslag niet vernietigd hoeft te worden, aangezien volstrekt duidelijk is dat de heffing betrekking heeft op de verkrijging door X de X uit de nalatenschap van A de X. Het maakt voorts niet uit dat de inspecteur onzorgvuldig heeft gehandeld door ter zake van de nalatenschap van A de X per ongeluk een aanslag op te leggen aan mevrouw Y, die erfgename is van X de X. Deze aanslag is inmiddels door de inspecteur terecht vernietigd. Het beroep van de erven X de X is ongegrond.