Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat X met de door hem overgelegde stukken niet aannemelijk maakt dat hij recht heeft op aftrek van de voorbelasting die hij in zijn aangiften heeft aangegeven. X maakt niet aannemelijk dat de facturen aan hem zijn uitgereikt.

Belanghebbende, X, exploiteert een adviesbureau. In 2020 stelt de inspecteur vragen aan X over zijn BTW-aangiften 2019. Naar aanleiding van de opgelegde BTW-naheffingsaanslagen 2019 verstrekt X een overzicht. In geschil is uiteindelijk of X recht heeft op aftrek van voorbelasting voor de door hem gemaakte kosten en of de naheffingsaanslagen vernietigd moeten worden in verband met uitgereikte creditnota’s.

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat X met de door hem overgelegde stukken niet aannemelijk maakt dat hij recht heeft op aftrek van de voorbelasting die hij in zijn aangiften heeft aangegeven. X maakt niet aannemelijk dat de facturen aan hem zijn uitgereikt en dat deze zien op kosten die hij als ondernemer heeft gemaakt, dan wel dat deze kosten rechtstreeks en onmiddellijk verband houden met zijn voor de BTW belaste prestaties. Ook zijn er nota’s die buiten het tijdvak vallen. Voor de nota van caravanhandel A van € 50.000 geldt dat X niet aannemelijk maakt dat hij daadwerkelijk een stacaravan heeft gekocht van A en dat A ter zake daarvan een factuur aan hem heeft uitgereikt. Voor de creditnota’s geldt dat X het bestaan en het realiteitsgehalte daarvan niet aannemelijk maakt. Tot aftrek van voorbelasting en vermindering van de naheffingsaanslagen kunnen de overgelegde creditnota’s dan ook niet leiden. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Nederland

Editie: 5 april

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen