Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de persoonsgebonden aftrek wegens onderhoudskosten voor monumentenpanden wegens gebrek aan concreet inzicht berekend wordt door steeds 81,07% per kostenpost toe te rekenen aan het jaar 2017.
Belanghebbende, X, is sinds februari 1999 eigenaar van een monumentenpand waaraan werkzaamheden worden verricht van 2016 tot en met 2018. Uit de aangifte IB/PVV 2017 volgt een persoonsgebonden aftrek onderhoudskosten monumentenpanden van € 207.612. De inspecteur gaat uit van € 101.132. In geschil is of de aanslag IB/PVV 2017 juist is vastgesteld.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de aanslag IB/PVV 2017 tot een te hoog bedrag is vastgesteld. Partijen zijn het niet eens over de totale uitgaven aan het monumentenpand. Volgens X zijn in 2017 de totale uitgaven voor werkzaamheden € 259.515 en volgens de inspecteur € 210.000. Bij gebrek aan concreet inzicht wordt 81,07% (€ 210.000/€ 259.515) per post toegerekend aan 2017. Uitgaven voor verbetering van het monumentenpand, zoals de uitgaven voor het binnenschilderwerk zijn niet aftrekbaar. Dit geldt ook voor een deel van de algemene, meerwerk- en zogenoemde staartkosten. Het totale bedrag van de uitgaven dat in aanmerking komt voor aftrek is hoger dan eerder is vastgesteld en daarom heeft X recht op € 895 meer persoonsgebonden aftrek. Het beroep van X is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.31
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Inkomstenbelasting
Editie: 5 april
Informatiesoort: VN Vandaag