De heer X exploiteert tot begin jaren '90 van de vorige eeuw een garagebedrijf. X heeft in 1992 het betreffende bedrijfspand verkocht. De Belastingdienst beschikt in het kader van het rekeningenproject over informatie waaruit blijkt dat X een bankrekening had in Luxemburg. Bij opening daarvan is f 100.000 (€ 45.378) gestort. Later blijkt dat X ook een bankrekening in Duitsland had. In geschil zijn de diverse ib/pvv/vb en zfw-(navorderings)aanslagen en de boetes van 100%. Rechtbank Haarlem oordeelt dat de inspecteur er bij zijn schattingen terecht vanuit is gegaan dat X over meer buitenlands vermogen beschikte dan blijkt uit de concreet beschikbare gegevens. X toont niet overtuigend aan dat de aanslagen en boetes ten onrechte of tot een te hoog bedrag zijn opgelegd. De bewijslast is omgekeerd, omdat X weigert gegevens te verstrekken.
Hof Amsterdam oordeelt dat partijen ter zitting alsnog een compromis hebben bereikt en doet de zaak in die zin af. Het compromis houdt in dat alle aanslagen en daarmee verband houdende beschikkingen komen te vervallen en dat X af ziet van (immateriële) schadevergoeding, (proces)kostenvergoeding en vergoeding van de door hem betaalde griffierechten.