Belanghebbende, X, werkt in 2007 in firmaverband. De activiteiten van de firma bestaan uit de handel in en de winkelverkoop van schoenen, lederwaren en reisartikelen. Na beëindiging van de winkelverkoop medio februari 2007 is de handel vervangen door ambulante handel vanuit de woning van X. X krijgt ambtshalve een aanslag IB 2007 opgelegd naar een geschat inkomen van € 30.000 met een verzuimboete van € 113. X motiveert zijn bezwaar met een kopie van het ingevulde duplicaat aangifte, maar de inspecteur verklaart het bezwaar ongegrond. X gaat in beroep en stelt dat hij tijdig aangifte heeft gedaan.
Hof Den Haag oordeelt dat X zonder nadere onderbouwing of bewijs niet aannemelijk maakt dat hij tijdig aangifte heeft gedaan, en dat de bewijslast kan worden omgekeerd en verzwaard. X toont niet aan dat de aanslag te hoog is vastgesteld. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat X in bezwaar, beroep en hoger beroep herhaaldelijk nieuwe, zeer uiteenlopende standpunten over de hoogte van de winst inneemt zonder deze voldoende te onderbouwen. De onderneming van de firma blijkt ook niet uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel. Het hof oordeelt daarna dat de schatting van de inspecteur niet onredelijk is, omdat deze is gebaseerd op een bedrag aan onderhoudskosten dat minimaal nodig is voor een redelijk bestaan en dat deze aansluit bij de in de bezwaarfase ingediende aangifte. Het hof oordeelt tot slot dat X wel recht heeft op een vergoeding van immateriële schade van € 500. Het hof verklaart het hoger beroep van X daarom gegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.8
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67a
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e