De Amerikaanse vennootschap A houdt de aandelen in belanghebbende (X bv). A hanteert een boekjaar volgens het 52/53-wekenstelsel. Dit houdt in dat het boekjaar steeds wordt afgesloten aan het einde van een volle week. Op grond van een statutenwijziging loopt het boekjaar van belanghebbende van de eerste maandag van de maand januari tot en met de laatste zondag, voorafgaande aan de eerste maandag van de maand januari. In de aangifte over het boekjaar 2003/2004 – dat loopt van 29 december 2003 tot en met 2 januari 2005 – geeft belanghebbende een belastbare winst aan van € 143.943. De inspecteur accepteert het boekjaar van belanghebbende niet en vordert dat belanghebbende aangifte doet over het kalenderjaar 2004. De inspecteur corrigeert deze aangifte, met betrekking tot de in aftrek gebrachte rente, op grond van art. 10d Wet Vpb. Belanghebbende is het hier niet mee eens. Zij stelt dat het door haar toegepaste boekjaar acceptabel is, en dat art 10d Wet Vpb niet op het boekjaar 2003/2004 van toepassing is omdat deze bepaling pas op 1 januari 2004 in werking is getreden. Rechtbank Breda oordeelt dat het door belanghebbende gevoerde boekjaar niet jaarlijks afsluit, omdat eens in de vijf à zes jaren een boekjaar wordt overgeslagen.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt – op grond van de wetsgeschiedenis – dat belastingheffing over het statutaire boekjaar voorkeur verdient boven belastingheffing over het kalenderjaar. Vervolgens stelt het hof vast dat uit het door belanghebbende verstrekte overzicht blijkt dat – naast het boekjaar 2004, hetgeen wordt veroorzaakt door de statutaire wijzigingen in 2003 en 2004 – alleen de boekjaren 2007 en 2018 worden overgeslagen. Desondanks is het door belanghebbende gehanteerde systeem volgens het hof in overeenstemming met de Wet Vpb, omdat in elk kalenderjaar een boekjaar aanvangt. Er wordt dan geen jaar voor het doen van aangifte overgeslagen. Het gelijk is aan belanghebbende.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch