Aan de heer X zijn in verband met een verzwegen bankrekening bij Van Lanschot Bankiers (VLB) in Luxemburg diverse IB-navorderingsaanslagen met verhogingen c.q. vergrijpboetes (hierna samen: boetes) van 100% opgelegd. In de bezwaarfase zijn de boetes gematigd met 20% wegens het overschrijden van de redelijke termijn. Het renseignement over de rekening is in februari 2005 door de FIOD ontvangen. X is in maart 2007 voor het eerst aangeschreven door zijn regio-inspecteur. In geschil is primair of de inspecteur gebruik mag maken van de verlengde navorderingstermijn. De aanslagen zijn in twee series opgelegd. De eerste serie is opgelegd 10 maanden na de eerste aanschrijving. De tweede serie is 11 maanden na de eerste serie opgelegd. Rechtbank Den Haag oordeelt dat de onderzoeksfase van twee jaar gelet op de massaliteit van de gegevens en de te betrachten zorgvuldigheid niet onredelijk lang is geweest. De eerste serie aanslagen is vervolgens redelijk voortvarend opgelegd. Er is namelijk meerdere malen om informatie verzocht en X heeft het bestaan van de rekening steeds ontkend. Bij het opleggen van de tweede serie aanslagen heeft de inspecteur echter ten onrechte circa zeven maanden stilgezeten, zodat de aanslag over 1996 wegens schending van het evenredigheidsbeginsel wordt vernietigd. De identificatie van X als rekeninghouder is wel betrouwbaar, gelet op de unieke combinatie van zijn achternaam en voorletters. Over 2002 en 2003 had slechts de helft van het saldo van de rekening aan X toegerekend mogen worden. Het beroep van X is ook in zoverre gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16