Bij de behandeling van de Fiscale verzamelwet 2023 is in de Eerste Kamer gevraagd hoe wordt omgegaan met het voorgenomen art. 30ia AWR en het arrest van de Hoge Raad van 18 november 2022 (V-N 2022/51.16). De Hoge Raad oordeelt hierin dat geen belastingrente in rekening kan worden gebracht voor de periode dat een belastingplichtige de verschuldigde belasting heeft betaald. Met de Fiscale verzamelwet 2023 wordt in de AWR een artikel geïntroduceerd met dezelfde strekking. Het voornemen was om dit artikel op 1 januari 2023 niet voor de loonbelasting en de omzetbelasting in werking te laten treden. Door het arrest van de Hoge Raad vindt de staatssecretaris dit echter niet langer wenselijk. Hij wil daarom dit artikel zo snel mogelijk ook voor de loonbelasting en omzetbelasting in werking laten treden. Daarom worden zo snel mogelijk nadere regels gesteld waaraan een verzoek om vermindering van belastingrente met betrekking tot deze belastingen moet voldoen. Voor rentebeschikkingen die op 18 november 2022 nog niet onherroepelijk vaststonden, kunnen belastingplichtigen om rentematiging verzoeken met een beroep op het arrest. Als vermindering van belastingrente op initiatief van de Belastingdienst in de aangewezen gevallen niet mogelijk is, zal toepassing achteraf moeten plaatsvinden, in bezwaar of na een verzoek om ambtshalve vermindering. Voor de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting wordt bij de vaststelling van de belastingaanslag al wel met de rentematiging rekening gehouden.

Lees ook het thema Wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2023 (36107).

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 30ia

[Nieuwsbron] [Nieuwsbron]