Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat de voorgenomen aandelenfusie niet in overwegende mate is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing. Er zijn geen andere motieven dan het voorkomen van IB-heffing. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X houdt de aandelen in A bv die de aandelen houdt in drie vennootschappen, waaronder twee onroerendezaaklichamen in de zin van art. 4 Wet BRV 1970. In verband met de verkoop van het concern is X van plan om een aandelenfusie door te voeren, waarbij een nieuwe holding wordt opgericht, waarin de aandelen A bv worden ingebracht tegen uitreiking van aandelen. X verzoekt de inspecteur om te verklaren dat de voorgenomen aandelenfusie kwalificeert voor de aandelendusiefaciliteit van art. 3.55 Wet IB 2001. De inspecteur wijst het verzoek af. X verkoopt vervolgens de aandelen in de drie dochtermaatschappijen en gaat in beroep tegen de afwijzing.
Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2021/17.1.2) oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat de voorgenomen aandelenfusie niet in overwegende mate is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing. Hij maakt niet aannemelijk dat er andere motieven waren voor de voorgenomen aandelenfusie dan het voorkomen van de IB-heffing, van circa € 9,2 mln., ter zake van de verkoop van de aandelen in A bv. Ook had X ten tijde van het verzoek het voornemen om de aandelen in de dochters te verkopen. Om heffing van overdrachtsbelasting te voorkomen, wilde X de aandelen op het niveau van A bv verkopen. Daarbij zou dan wel IB zijn verschuldigd. Om deze IB-heffing te voorkomen, was een aandelenfusie noodzakelijk. De aandelenfusie is dan enkel gericht op het uitstellen van een acute IB-heffing en heeft dan een volstrekt overheersend anti-fiscaal motief. Toepassing van de faciliteit van art. 3.55 Wet IB 2001 zou leiden tot een zodanig uitstellen van belastingheffing dat strijd ontstaat met doel en strekking van de EU-fusierichtlijn. Het gelijk is aan de inspecteur. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Lees ook het thema Vennootschapsbelastinggevolgen van fusies en splitsingen.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.55