Rechtbank Den Haag oordeelt dat X op grond van het arrest Darby (EHRM 23 oktober 1990, 17/1989/233, BNB 1995/244) recht heeft op een passende vergoeding voor het verlies dat hij als gevolg van de onverschuldigde betaling van belasting heeft geleden.

Aan X wordt voor het jaar 2018 rechtsherstel voor box 3 geboden. Bij verminderingsbeschikking van 22 juli 2022 vermindert de inspecteur het box 3 inkomen, wat leidt tot een teruggaaf van € 7414 aan onverschuldigd betaalde belasting. X stelt dat hij recht heeft op een rentevergoeding over de periode dat de bij de voorlopige aanslag IB/PVV 2018 onterecht geheven box 3 belasting op de rekening van de Belastingdienst heeft gestaan.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat X op grond van het arrest Darby (EHRM 23 oktober 1990, 17/1989/233, BNB 1995/244) recht heeft op een passende vergoeding voor het verlies dat hij als gevolg van de onverschuldigde betaling van belasting heeft geleden. De in art. 30hb AWR neergelegde rentevoet voldoet aan het vereiste van een billijke genoegdoening zoals bedoeld in art. 41 EVRM. Het tijdvak waarover rente vergoed dient te worden vangt aan op de dag na die van de betaling van de verschuldigde box 3 heffing en eindigt op de dag voorafgaand aan die van terugbetaling. Uitgaande van een rente van 4%, berekent de rechtbank de te betalen belastingrente op € 1229. Het beroep is gegrond. 

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 41

Algemene wet inzake rijksbelastingen 30hb

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14

Algemene wet bestuursrecht 6:19

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Dossiers: Box 3

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 11 juli

362

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen