Belanghebbende, X, laat een gemachtigde bezwaar maken tegen de WOZ-waarde 2010. De gemeente Twenterand verlaagt in een uitspraak op bezwaar van 4 mei 2010 de WOZ-waarde met € 16.000 en kent een proceskostenvergoeding toe van € 161. Nadat X beroep heeft ingesteld, doet de heffingsambtenaar van de gemeente op 10 juni 2010 nogmaals uitspraak op bezwaar waarbij hij de proceskostenvergoeding verhoogt tot € 218. Rechtbank Almelo verklaart het beroep van X tegen beide uitspraken op bezwaar gegrond, verlaagt op zijn beurt de WOZ-waarde verder met € 16.000 en kent voor de beroepsfase een proceskostenvergoeding toe van € 437.
Hof Arnhem oordeelt dat de gemeente niet tweemaal uitspraak op bezwaar mocht doen (HR 20 januari 2012, nr. 10/02678, V-N 2012/7.8). De beslissing van de rechtbank dat het beroep van X mede geacht moet worden te zijn gericht tegen de tweede uitspraak op bezwaar is dan ook niet juist. Verder heeft de rechtbank X ten onrechte een proceskostenvergoeding onthouden voor het verschijnen ter zitting door zijn gemachtigde. Volgens de rechtbank had X de proceskosten redelijkerwijs niet hoeven maken omdat na het compromis tussen partijen geen geschil meer bestond over de WOZ-waarde en de hoogte van de proceskostenvergoeding en dus de aanwezigheid van de gemachtigde ter zitting overbodig was. Het hof stelt dat de rechtbank hierbij over het hoofd ziet dat er nog wel een geschil bestond over de proceskostenvergoeding voor het koopsommenoverzicht ter grootte van € 2,95. Verder is het de rechtbank zelf geweest die de gemachtigde van X heeft uitgenodigd voor de zitting. Het hof verklaart het hoger beroep van X gegrond en verhoogt de proceskostenvergoeding in eerste aanleg met € 439,95. Voor het hoger beroep bedraagt de proceskostenvergoeding € 218,50 (2 proceshandelingen en wegingsfactor 0,25).
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Arnhem