De Hoge Raad oordeelt dat X bv zelf verantwoordelijk is voor het berekenen van de verschuldigde BPM die op aangifte wordt voldaan. Voor een extra leeftijdskorting moet zij dus feiten stellen en bij betwisting aannemelijk maken.
X bv voldoet op aangifte BPM voor twee BMW's. In de aangiften meldt X bv zichzelf aan als aanvrager en (toekomstig) houder van de kentekens. Volgens X bv is zij onkundig van het moment van de registratie van de auto’s, zodat de inspecteur deze data moet inbrengen. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de RDW-stukken geen gedingstukken zijn die de inspecteur in het kader van BPM-procedures moet inbrengen. Voor de vraag of recht bestaat op extra leeftijdskorting rust de bewijslast op X bv (zie HR 17 januari 2020, 18/03802, V-N 2020/5.19). X bv gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat de belastingplichtige zelf verantwoordelijk is voor het berekenen van de verschuldigde BPM die op aangifte wordt voldaan. Op X bv rust daarom de plicht om feiten te stellen en bij betwisting aannemelijk te maken die tot de conclusie leiden dat minder BPM is verschuldigd dan is voldaan. Dat geldt ook voor de vraag of recht bestaat op een extra leeftijdskorting door een late datum van tenaamstelling. Deze bewijslastverdeling is niet in strijd met het EU-recht, omdat het voor X bv, ook nadat de voldoening op aangifte heeft plaatsgevonden, niet onmogelijk of uiterst moeilijk is om te stellen en zo nodig te bewijzen wat de werkelijke datum van tenaamstelling in het kentekenregister is. Het beroep van X bv is ook voor het overige ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 18 juli