Hof 's-Hertogenbosch wijst het verzoek om herziening van X af. De feiten waar X zijn verzoek op baseert, konden redelijkerwijs bekend zijn vóór de uitspraak van het hof van 19 november 2015.

X bewoont met zijn vrouw en zonen een pand dat hij huurt. Via onderverhuur stelt X twee appartementen in het pand ter beschikking aan zijn zonen. X stelt dat de zonen kostgangers zijn en neemt een bedrag van circa € 25.000 aan negatief ROW op in zijn IB-aangifte 2008. De inspecteur is echter van mening dat er geen sprake is van een bron van inkomen, en corrigeert de ROW-post. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat, zo er al sprake is van een bron van inkomen, X niet aannemelijk maakt dat hij voor een bedrag van € 26.300 aan kosten heeft gemaakt. Volgens het hof maakt X ook niet aannemelijk dat deze kosten betrekking hebben op de verhuur van de appartementen. De aanslagen blijven in stand. De Hoge Raad (12 augustus 2016, nr. 16/00004) doet het beroep in cassatie van X af onder verwijzing naar art. 81 Wet RO. X verzoekt in 2018 om herziening.

Hof 's-Hertogenbosch wijst het verzoek om herziening van X af. Volgens het hof konden de feiten waar X zijn verzoek op baseert namelijk redelijkerwijs bekend zijn vóór de uitspraak van het hof van 19 november 2015. Verder was ook het rapport uit 2012 waar X naar verwijst al bekend bij het hof. Ook vormt de getuigenverklaring waar X zich op beroept geen novum. Dit betreft een getuigenverklaring die op 15 januari 2007 bij de kantonrechter te Heerlen is afgelegd. X heeft dan ook geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht die, indien deze eerder bij het hof bekend zouden zijn, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:119

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 22 oktober

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen