Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat aan X rechtsherstel moet worden geboden omdat het in aanmerking genomen voordeel uit sparen en beleggen hoger is dan het werkelijk gerealiseerde rendement. Ook bestaat recht op een dwangsom en ISV.

Belanghebbende, X, is de moeder van drie minderjarige kinderen. X is gehuwd met Y. X, Y en de kinderen zijn het niet eens met de opgelegde aanslagen IB/PVV over de jaren 2014 - 2020. Hun bezwaren betreffen de box 3-heffing. Daarnaast is in geschil of recht bestaat op dwangsommen en ISV.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat rechtsherstel moet worden geboden omdat het in aanmerking genomen voordeel uit sparen en beleggen hoger is dan het werkelijk gerealiseerde rendement. Er is sprake van schending van art. 1 EP EVRM. De rechtbank betrekt vervolgens alleen het werkelijke rendement in de heffing en verwijst daarbij naar de uitspraak in de zaak van Y. Verder bestaat voor de jaren 2018 en 2019 recht op dwangsommen en een ISV wegens overschrijding van de redelijke termijn. Voor 2017 geldt dat de ingebrekestelling onredelijk laat is zodat de inspecteur voor dat jaar geen dwangsommen verschuldigd is.

De rechtbank vermindert de IB-aanslagen 2017 - 2020, stelt de te betalen dwangsom vast op € 2884 en het te betalen griffierecht op € 98. Voor de ISV geldt dat er sprake is van samenhangende zaken, zodat deze alleen aan Y wordt toegekend (€ 7000). Alhoewel X uitgebreid heeft gereageerd op brieven van de inspecteur heeft zij niet (impliciet) aangegeven dat zij niet meer hoeft te worden gehoord. Dat de inspecteur het hoorrecht heeft geschonden, heeft verder geen gevolgen. X is door de gang van zaken niet benadeeld.

lees ook het Dossier Box 3.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 5.2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Dossiers: Box 3

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 9 januari

43

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen