Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat rechtsherstel moet worden geboden omdat het in aanmerking genomen voordeel uit sparen en beleggen hoger is dan het werkelijk gerealiseerde rendement. Tevens moet de inspecteur dwangsommen betalen in verband met het niet tijdig doen van uitspraak.

Belanghebbenden, de drie kinderen, zijn minderjarig. Vader heeft namens belanghebbenden bezwaar en beroep ingesteld tegen de zelfstandige aanslagen aan belanghebbenden over 2013 - 2015 en tegen de aanslagen 2018 - 2020 aan de ouders op grond van art. 26a lid 2 AWR. De bezwaren betreffen de box 3-heffing. Daarnaast is in geschil of recht bestaat op dwangsommen en ISV.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat rechtsherstel moet worden geboden omdat het in aanmerking genomen voordeel uit sparen en beleggen hoger is dan het werkelijk gerealiseerde rendement. De rechtbank betrekt vervolgens alleen het werkelijke rendement in de heffing. Dit leidt ertoe dat de aanslagen van de ouders worden verminderd voor zover in het belastbare rendement in box 3 voor de ouders rendement op het vermogen van de kinderen is begrepen. Verder bestaat ook recht op dwangsommen en een ISV wegens overschrijding van de redelijke termijn. Voor een aantal jaren geldt echter dat de ingebrekestelling onredelijk laat is zodat voor die jaren geen dwangsommen verschuldigd zijn. De rechtbank stelt de te betalen dwangsom vast op € 3124 per kind en het te betalen griffierecht op € 98 per kind. Voor de ISV geldt dat er sprake is van samenhangende zaken, zodat deze alleen aan de vader wordt toegekend (€ 7000).

Lees ook het Dossier Box 3.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 26a

Wet inkomstenbelasting 2001 5.2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Dossiers: Box 3

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 9 januari

35

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen