X bv verkoopt eind 2018 een bouwproject aan maatschappij nv. Hierbij komen partijen overeen dat de aan het bouwproject gekoppelde vermindering van de verhuurderheffing ook aan maatschappij wordt overgedragen. Ook komen partijen overeen dat X bv recht heeft op een deel van de te ontvangen heffingsvermindering. Nadat de heffingsvermindering aan maatschappij is uitgekeerd, betaalt maatschappij € 6,7 mln aan X bv. In geschil is of dit bedrag een vergoeding vormt voor een belastbare prestatie en aan de BTW-heffing is onderworpen.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat het door X bv ontvangen bedrag van € 6,7 mln is onderworpen aan de BTW-heffing. De afspraak over de heffingsvermindering moet worden aangemerkt als een bijkomende prestatie bij de hoofdprestatie, de levering van het bouwproject, die het lot van de hoofdprestatie deelt. De rechtbank overweegt verder nog dat het feit dat een vaste koopprijs is overeengekomen niet inhoudt dat bij het bepalen van die prijs geen rekening is gehouden met de te verwachten heffingsvermindering. Het beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 4