Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat er ter zake van de levering van het kantorencomplex geen sprake is van een overgang van een algemeenheid van goederen. X bv heeft het kantoorcomplex namelijk niet ontwikkeld met het oog op de eigen exploitatie, maar met het oog op de verkoop daarvan. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

De activiteiten van belanghebbende, X bv, bestaan uit projectontwikkeling, verhuur van onroerende zaken en de daarmee samenhangende activiteiten. In 2006 vinden besprekingen plaats tussen X bv en verzekeringsmaatschappij C over de ontwikkeling van een kantorencomplex. In 2007 sluit X bv een huurovereenkomst met A bv m.b.t. dit kantorencomplex. Op 16 september 2010 verkoopt X bv het kantorencomplex, inclusief de huurovereenkomst met A BV, aan I GmbH. Het object wordt op 1 oktober 2010 opgeleverd en op 15 oktober 2010 geleverd aan I GmnH. X bv verzoekt de inspecteur om te bevestigen dat art. 37d Wet OB 1968 van toepassing is op de levering aan I GmbH. De inspecteur is echter van mening dat er geen sprake is van een overgang van een algemeenheid van goederen.

Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2018/34.1.4) oordeelt dat er ter zake van de levering van het kantorencomplex geen sprake is van een overgang van een algemeenheid van goederen. Volgens het hof is het kantorencomplex namelijk niet gebezigd in de onderneming van X bv op een wijze die past binnen doel en strekking van art. 37d Wet OB 1968. Het hof stelt daarbij vast dat X bv het kantorencomplex niet heeft ontwikkeld met het oog op de eigen exploitatie, maar met het oog op de verkoop daarvan. De overdracht van het kantorencomplex is voor X bv de verkoop van een goed zonder meer, de verkoop van een goed uit een voorraad bestaande uit door haar ontwikkelde panden. Dat X bv twee weken lang als verhuurder heeft gefungeerd, doet daar volgens het hof niet aan af, omdat zij het kantorencomplex niet duurzaam zelf wilde exploiteren, en vanaf het begin van de ontwikkeling de bedoeling heeft gehad een koper te vinden die hiervoor wel interesse had. Het hof merkt hierbij nog op dat een kantorenpand in verhuurde staat meer waard is dan bij leegstand. X bv heeft dan ook terecht btw in rekening gebracht en op aangifte voldaan over de levering van het kantorencomplex aan I GmbH. Het gelijk is aan de inspecteur.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 37d

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 19 mei

19

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen