X en Y (belanghebbenden) exploiteren in vof-verband een poffertjes- en pannenkoekenrestaurant. Jaarlijks wordt vanuit het restaurant in december gedurende drie dagen vuurwerk verkocht. De ondernemingsactiviteiten ter zake van het restaurant worden medio 2006 beëindigd en het pand wordt aan A bv geleverd. De verkoop van vuurwerk geschiedt vanaf dat moment vanuit gehuurde ruimtes. Belanghebbenden exploiteren tevens een schildersbedrijf. Belanghebbenden brengen de boekwinst onder in een herinvesteringsreserve (HIR). Volgens belanghebbenden is de verkoop en opslag van het vuurwerk namelijk voortgezet en wordt met het oog daarop een vervangende locatie gezocht.
Rechtbank Haarlem is van oordeel dat de verkoop en opslag van het vuurwerk tot aan de staking van het restaurant bijkomstig van aard is geweest. Verder is de bedrijfsvoering volgens de rechtbank nadien wezenlijk veranderd, doordat belanghebbenden zich uitsluitend op de opslag en de verkoop van het vuurwerk zijn gaan richten, dan wel zijn de werkzaamheden met betrekking tot het vuurwerk deel gaan uitmaken van het schildersbedrijf. Volgens de rechtbank is de identiteit van de onderneming na de verkoop van het pand derhalve wezenlijk veranderd, zodat belanghebbenden geen HIR konden vormen voor de boekwinst. De aanslagen blijven in stand.