De heer X heeft een eigen woning. In de nabijheid daarvan staan een loods en 25 garageboxen. X heeft alles gefinancierd met één hypothecaire lening. Bij een bodemonderzoek is vervuiling aangetroffen. Sanering zou tussen € 136.000 en € 158.000 gaan kosten. Van overheidswege is er echter geen verplichting tot sanering. De WOZ-waarde van de woning is € 124.000. In geschil is of X in zijn IB-aangifte over 2009 terecht een eigenwoningwaarde van nihil heeft aangegeven en of de loods en de garageboxen in box 3 terecht door hem op nihil zijn gewaardeerd. De inspecteur gaat voor de woning uit van de WOZ-waarde en waardeert de loods en de garageboxen op € 185.882. Over eerdere jaren heeft X vergeefs geprocedeerd tot en met de Hoge Raad. Rechtbank Noord-Nederland stelt X in het ongelijk. X gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden (MK I, 1 september 2015, 13/01020, V-N 2015/57.2.2) oordeelt dat de Wet IB 2001 geen ruimte biedt voor een vermindering van de eigenwoningwaarde wegens waardedruk door vervuiling. Er kan dus niet van de WOZ-waarde worden afgeweken. Conform de uitspraak over de eerdere jaren die door de Hoge Raad op basis van art. 81 lid 1 Wet RO in stand is gelaten, wordt het woningdeel van de hypothecaire lening op € 145.000 gesteld, wordt de waarde van de loods en de garageboxen verlaagd tot € 150.000 en wordt de aftrekbare rente iets hoger. Het beroep van X is deels gegrond.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.112