De Staatssecretaris van Financiën heeft het Besluit Beroep in Belastingzaken van 20 december 2011, nr. BLKB2011/2376M, V-N 2012/5.4.6 gewijzigd. De wijzigingen zijn inhoudelijk van aard en zijn het gevolg van organisatorische ontwikkelingen en wijzigingen in wet en jurisprudentie. De wijzigingen treden in werking op 7 juli 2016.
Zo worden bijvoorbeeld de paragrafen 2.2.4, 2.3.2, 3.2.2, 4.1.4 en 4.3.2 gewijzigd als gevolg van een gewijzigde werkwijze binnen de rechterlijke macht per 1 augustus 2015. De inspecteur mag vanaf die datum namelijk slechts na toestemming van de plaatsvervangend directeur de rechtbank vragen om verlenging van de termijn voor indiening van het verweerschrift, of van de conclusie van dupliek. Voor het vragen aan het gerechtshof om verlenging van de termijn voor indiening van het verweerschrift, de conclusie van repliek, of de conclusie van dupliek dient eerst toestemming van de (landelijk) directeur te worden verkregen.
Daarnaast wordt paragraaf 4.1.4 ook gewijzigd vanwege de inwerkingtreding per 1 juli 2013 van art. 8:110 Awb. Op grond van het tweede lid geldt sedertdien namelijk een afzonderlijke termijn voor het instellen van incidenteel hoger beroep, naast de termijn voor het indienen van het verweerschrift. Tot 1 juli 2013 was deze termijn op grond van arti. 27m lid 1 AWR gekoppeld aan de termijn voor het indienen van het verweerschrift.
Verder worden bijvoorbeeld de paragrafen 6.3.1 en 6.3.2 gewijzigd. Voordat de inspecteur overgaat tot vergoeding van het griffierecht en/of de proceskosten, gaat hij eerst bij de ontvanger informeren of de uitbetaling kan worden verrekend met van de belanghebbende te innen bedragen. Dit gaat ook gelden voor de vergoeding van door belanghebbende geleden immateriële schade zoals opgenomen in de nieuwe paragraaf 6.3.3.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën
Editie: 7 juli