De inspecteur ontvangt informatie uit Duitsland over een door belanghebbende, X, in Duitsland aangehouden bankrekening. Omdat X weigert informatie te verstrekken over deze bankrekening, legt de inspecteur naar aanleiding van de uit Duitsland ontvangen informatie navorderingsaanslagen IB/VB op. X stelt dat de inspecteur niet bevoegd is om op grond van art. 47 AWR informatie te vragen. Rechtbank Haarlem beslist dat de inspecteur precies heeft aangegeven over welke informatie hij beschikt, zodat de stelling van belanghebbende, dat niet duidelijk is waarop de inspecteur zijn verzoek om informatie baseert, feitelijke grondslag mist. De Duitse autoriteiten mochten de informatie over de Duitse bankrekening volgens de rechtbank op grond van de EG-richtlijn van 19 december 1997, nr. 77/799 ook verstrekken. De rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond.
Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur niet onredelijk lang heeft gewacht met het versturen van de vragenbrief. Verder heeft de inspecteur volgens het hof ook met redelijke voortvarendheid de aanslagen en boeten voorbereid en vastgesteld. Over de hoogte van de navorderingsaanslagen merkt het hof op dat deze juist zijn vastgesteld. De inspecteur heeft de boeten volgens het hof echter ten onrechte vastgesteld op 100%. Volgens het hof zijn er namelijk geen strafverzwarende omstandigheden aanwezig. De boeten moeten volgens het hof worden verminderd tot op 50%. Het hof stelt vervolgens vast dat de redelijke termijn met bijna vier jaren is overschreden. Het hof vermindert de boeten daarom met 20% en stelt de boeten vast op 40%.