Belanghebbende, X bv, vormt samen met haar dochter-bv een fiscale eenheid voor de omzetbelasting. Na faillissement van de dochter heeft de inspecteur 19% omzetbelasting nageheven over het totaal van de crediteurenlijst van de curator.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X bv in aanmerking komt voor een bovenforfaitaire proceskostenvergoeding. In bezwaar heeft X bv gemotiveerd aangegeven dat de inspecteur fouten heeft gemaakt bij de berekening van de hoogte van de naheffing. Daarbij heeft X bv diverse facturen overgelegd. In beroep zijn deze facturen voor de inspecteur aanleiding te constateren dat de naheffing te hoog was. De rechtbank acht het niet begrijpelijk dat de inspecteur in de uitspraak op bezwaar geen rekening heeft gehouden met die facturen en is van oordeel dat de inspecteur onzorgvuldig heeft gehandeld en had moeten beseffen dat de naheffingsaanslag in beroep geen stand zou houden. Dit leidt tot het oordeel dat er redenen zijn om af te wijken van de forfaitaire proceskostenregeling, maar onvoldoende redenen voor een integrale vergoeding. De rechtbank stelt de proceskostenvergoeding op € 2000.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Besluit proceskosten bestuursrecht 2-3
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 11 december