Belanghebbende, de gemeente Krimpen aan den IJssel, heeft in de door haar ingediende opgaven btw-compensatiefonds btw teruggevraagd in verband met de btw die haar in rekening is gebracht voor aan haar verrichte prestaties voor twee begraafplaatsen die ze exploiteert. Ter zake van de exploitatie van de begraafplaatsen stelt de gemeente zich op het standpunt dat zij daarbij handelt als overheid. De inspecteur is van mening dat de gemeente bij deze activiteiten als (vrijgestelde) btw-ondernemer handelt, en dat de gemeente derhalve geen recht heeft op btw-compensatie. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat de gemeente in verband met de exploitatie van de begraafplaatsen geen recht heeft op btw-compensatie. Hof Den Haag oordeelt dat voor de exploitatie van de begraafplaatsen geen recht bestaat op een bijdrage uit het btw-compensatiefonds. Volgens het hof zijn de diensten door exploitanten van begraafplaatsen en crematoria, zo die door een btw-ondernemer worden verricht, namelijk btw-vrijgesteld. Verder wijst het hof op art. 4 lid 1 onderdeel b Wet btw-compensatiefonds. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De Hoge Raad oordeelt dat de brieven waarmee de inspecteur om terugvordering van te veel ontvangen compensabele btw heeft verzocht, niet zijn aan te merken als beschikkingen in de zin van art. 9 lid 4 Wet btw-compensatiefonds. De Hoge Raad overweegt daarbij dat in de brieven niet kenbaar wordt gemaakt wat de hoogte van de bijdrage voor de jaren 2003-2007 is geweest, zodat ze niet als beschikkingen kunnen worden aangemerkt. De Hoge Raad merkt vervolgens op dat de besluiten niet vallen binnen de rechtsmacht van de belastingrechter, maar binnen die van de algemene bestuursrechter. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Rechtbank Den Haag.