A stelt dat de verordening rioolrechten 2006 van de gemeente Nijmegen onverbindend is, omdat de gemeente het tarief zodanig heeft vastgesteld dat de geraamde baten uitgaan boven de geraamde lasten ter zake (de opbrengstlimiet). Na het overlijden van A is X als erfgename belanghebbende in deze procedure. Kernvraag is of de gemeente investeringen ter zake van de riolering moet activeren, dan wel ten laste van één jaar mag brengen. Na verwijzing door de Hoge Raad (HR 6 januari 2012, nr. 10/03676, V-N 2011/37.24.11) acht Hof 's-Hertogenbosch de wijze waarop de gemeente Nijmegen omgaat met het schommelfonds voor de rioolrechten in strijd met de comptabiliteitsvoorschriften.
De Hoge Raad oordeelt anders dan Hof 's-Hertogenbosch dat de dotatie aan een ‘schommelfonds' in verband met vervangingsinvesteringen in hetzelfde jaar niet in strijd is met de voor de gemeente geldende comptabiliteitsvoorschriften. De Hoge Raad verwijst naar zijn arrest van heden in de zaak met nummer 13/04173. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van B&W van de gemeente Nijmegen gegrond en verklaart het tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar ingestelde beroep alsnog ongegrond.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hoge Raad
Editie: 19 januari