Belanghebbende, X, en zijn partner, Y, exploiteren via vof A een horecaonderneming. Zij huren daartoe een pand van de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten. In 2009 sluiten X en Y, in hun hoedanigheid van vennoten van vof A, een overeenkomst van commanditaire vennootschap met twee werknemers en brengen daarbij hun onderneming in de cv in. X en Y zijn als commanditaire vennoten toegetreden en de twee werknemers als beherende vennoten. In 2013 starten X en Y een adviespraktijk die adviezen geeft aan horecaondernemers. De adviespraktijk wordt geëxploiteerd vanuit vof A. De inkomsten en uitgaven voor zowel de horeca-adviesactiviteiten als de deelname aan de cv worden in de administratie van vof A verwerkt. In geschil is of X recht heeft op de MKB-winstvrijstelling. De inspecteur is namelijk van mening dat X slechts is aan te merken als medegerechtigde in de zin van art. 3.3 lid 1 onderdeel a Wet IB 2001 en dat daarbij niet van belang is dat X in vof A ook een onderneming drijft. Volgens hem staat deze onderneming los van de deelname als commanditair vennoot aan de cv.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X recht heeft op de MKB-winstvrijstelling. Volgens de rechtbank vormen de activiteiten samen één objectieve onderneming. Er bestaat voldoende samenhang tussen de activiteiten. De rechtbank acht daarbij van belang dat de exploitatie van de horecaonderneming na de oprichting van de cv, door de cv is voortgezet. Verder is een voorbehoud ten aanzien van de stille reserves gemaakt en zijn in de cv-overeenkomst afspraken gemaakt die meeromvattend zijn dan een loutere verstrekking van kapitaal. Ook heeft X regelmatig moeten onderhandelen over de huurovereenkomst van de horecaonderneming. X heeft voor zijn totale winst uit onderneming recht op de MKB-winstvrijstelling.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.79a
Wet inkomstenbelasting 2001 3.3
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 20 december