Hof ‘s-Hertogenbosch oordeelt dat van het contant betaalde bedrag, dat X aanvullend wil aftrekken als alimentatie, niet kan worden vastgesteld dat er sprake is van alimentatiebetalingen die zijn betaald, verrekend, ter beschikking gesteld of rentedragend geworden. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).

Belanghebbende, X, woont sinds 1982 gescheiden van haar ex-echtgenoot. Zij woont in Nederland en hij in Duitsland. In 2019 dient X een verbeterde aangifte IB/PVV 2015 in. Bij het vaststellen van de aanslag accepteert de belastinginspecteur niet alle betalingen aan alimentatie van X aan haar ex-echtgenoot. In hoger beroep is in geschil of de aanslag en daarmee de rentebeschikking niet tot te hoge bedragen zijn vastgesteld.

Hof ’s-Hertogenbosch (V-N 2022/19.19.1) oordeelt dat de inspecteur terecht een bedrag van € 9390 aan alimentatie heeft toegestaan. Aftrek voor alimentatie is mogelijk voor zover die in 2015 is betaald, verrekend, ter beschikking gesteld of rentedragend geworden. Uit de overlegde bankstukken blijkt dat X in totaal € 9390 aan haar ex-echtgenoot heeft betaald. X maakt niet aannemelijk dat een extra bedrag van € 3500 aan contante betalingen aan haar ex-echtgenoot alimentatiebetalingen betreffen. Het hoger beroep van belanghebbende is ongegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 6.3

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

25

Gerelateerde artikelen