Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de (verlengde) crisisheffing in het geval van X bv niet leidt tot een individuele buitensporige last.

Belanghebbende, X bv, betaalt in 2013 aan 10 van haar werknemers een salaris van meer dan € 150.000. Op de loonaangiften over de maand maart 2013 heeft X bv een bedrag van € 75.617 aan pseudo-eindheffing hoge lonen (crisisheffing) afgedragen.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de (verlengde) crisisheffing in het geval van X bv niet leidt tot een individuele buitensporige last. De bewijslast dat er sprake is van een door art. 1 EP EVRM verboden individuele en buitensporige last sprake is, rust op X bv. Nu X bv haar door de inspecteur bestreden stelling dat de crisisheffing een buitensporige en excessieve last voor haar vormt, niet heeft onderbouwd,, heeft zij niet aan de op haar rustende bewijslast voldaan. Zij had nl. slechts gesteld dat de terugwerkende kracht van de regeling een "dispropriate burden" tot gevolg heeft. De rechtbank tekent daarbij aan dat uit de door de inspecteur overgelegde cijfers niet zonder meer valt af te leiden dat het verschuldigde bedrag van € 75.617 voor X bv een buitensporige last is. De overige grieven van X bv tegen de crisisheffing als zodanig falen, gelet op HR 29 januari 2016, nr. 15/00340, V-N 2016/7.17 en nr. 15/03090, V-N 2016/7.18 (TaxVisions editie 5 februari 2016). Lees ook het thema Eindheffingen: Loonbelasting heffen van de werkgever.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 32bd

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 18 mei

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen