Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de (verlengde) crisisheffing in het geval van X bv niet leidt tot een individuele buitensporige last.

Belanghebbende, X bv, betaalt in 2013 aan drie van haar werknemers een salaris van meer dan € 150.000. Op de loonaangiften over de maand maart 2013 heeft X bv een bedrag van € 39.246 aan pseudo-eindheffing hoge lonen (crisisheffing) afgedragen.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de (verlengde) crisisheffing in het geval van X bv niet leidt tot een individuele buitensporige last. De rechtbank is van oordeel dat bij de toetsing of er sprake is van een individuele buitensporige last, alle (relevante) feiten en omstandigheden van belang zijn. De rechtbank kent daarbij een bijzonder gewicht toe aan de verhouding tussen de hoogte van de crisisheffing in het concrete geval en de totale loonsom. Ook is van belang dat de crisisheffing op 25 mei 2012 is aangekondigd en werkgevers daardoor bijna een jaar (tot en met maart 2013) de tijd hadden om zich voor te bereiden op de extra (belasting)uitgave. In dit geval bedraagt de crisisheffing van € 39.246 nog geen 1,5% van de totale loonsom van X bv over 2012 en bieden het vermogen en de winst van X bv voldoende ruimte voor de betaling van de crisisheffing. Van een buitensporige last is dan geen sprake.

Zie ook TaxVisions editie 5 februari 2016 en het thema Eindheffingen: Loonbelasting heffen van de werkgever.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 32bd

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 18 mei

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen