De Kennisgroep belastingplicht en kwalificatie rechtsvormen neemt het standpunt in dat een RVU kwalificeert als een regeling voor de subjectieve vrijstelling voor pensioenlichamen.

In de aan de kennisgroep voorgelegde casus is een aantal Nederlandse stichtingen verantwoordelijk voor de uitvoering van de RVU voor een volledige bedrijfstak. Deze RVU is geen pensioenregeling in de zin van art. 1 Pensioenwet, maar de stichtingen voeren een RVU uit in de zin van art. 32ba Wet LB 1964. De subjectieve vrijstelling voor pensioenlichamen van art. 5 lid 1 sub b Wet VPB 1969 kan volgens de kennisgroep van toepassing zijn op deze RVU. Over de bestemming van het liquidatiesaldo is in de statuten van de stichtingen vastgelegd dat een batig saldo moet worden bestemd ten gunste van een doel dat het meest overeenkomt met het doel van de stichting. Hiermee wordt niet voldaan aan de winstbestemmingseis als bedoeld in art. 3 Uitv.besl. VPB 1971. De winstbestemmingseis moet namelijk strikt worden uitgelegd.

Wetsartikelen:

Uitvoeringsbesluit vennootschapsbelasting 1971 3

Wet op de loonbelasting 1964 32ba

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 5

[Nieuwsbron]

Rubriek: Vennootschapsbelasting, Loonbelasting

Regelgevende instantie: Belastingdienst

Editie: 25 april

Informatiesoort: VN Vandaag

258

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen