Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur zijn onderzoeksplicht niet heeft verzaakt door geen nadere vragen te stellen na kennisneming van de aangifte van X. De toelichting van X bij zijn aangifte was juist geen reden om een nader onderzoek in te stellen.

Belanghebbende, X, houdt gewone aandelen (aandelen A) in Z bv en converteerbare niet-cumulatief preferente aandelen (aandelen B). Het belang van X in de aandelen A bedraagt medio 2000 circa 9,1% en zijn belang in het totaal geplaatste aandelenkapitaal van Z bv bedraagt op dat moment circa 3,9%. Op 5 juni 2000 verkoopt X zijn belang in Z bv. In zijn IB-aangifte 2000 verantwoordt X geen a.b.-winst. De inspecteur legt een IB-navorderingsaanslag aan X op, omdat hij a.b.-winst heeft genoten. Rechtbank Haarlem vernietigt de navorderingsaanslag. In een procedure van een mede-aandeelhouder oordeelt de Hoge Raad dat de aandelen A en de aandelen B niet kunnen worden aangemerkt als aandelen van dezelfde soort, zodat X a.b.-winst heeft genoten. X stelt in hoger beroep dat de inspecteur niet over een nieuw feit beschikt. Hij beroept zich er hierbij op dat hij in een toelichting bij de aangifte had vermeld dat hij zijn bedrijf had verkocht. Verder wijst hij er in de toelichting op dat zijn vermogen in één jaar is vertienvoudigd. Volgens X heeft de inspecteur een ambtelijk verzuim begaan door geen nader onderzoek in te stellen.

Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur zijn onderzoeksplicht niet heeft verzaakt door geen nadere vragen te stellen na kennisneming van de aangifte van X. Het hof overweegt daarbij dat X in zijn toelichting ook had vermeld dat er sprake was van 60 aandeelhouders, en dat bij een dergelijk aantal aandeelhouders de niet onwaarschijnlijke mogelijkheid bestaat dat X geen a.b. in Z bv bezit. Verder merkt het hof nog op dat X had vermeld dat de transactie had plaatsgevonden met medewerking van de inspectie Amersfoort en dat hij geen a.b.-winst had aangegeven. Deze omstandigheden versterken volgens het hof juist de stelling van de inspecteur dat de aangifte geen aanleiding vormde voor het verrichten van nader onderzoek; de vermelde omstandigheden maken het juist meer aannemelijk dat de in de aangifte vermelde gegevens juist zijn. De navorderingsaanslag blijft in stand.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 26 november

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen