De Hoge Raad oordeelt dat belanghebbende feitelijk wordt beheerst door haar aandeelhouder, aangezien de aandeelhouder een overheersende zeggenschap heeft over de leiding en het beleid van belanghebbende.

Belanghebbende (X bv) vormt met een aantal Nederlandse (dochter)vennootschappen een fiscale eenheid voor de Vpb. Haar op Curaçao gevestigde gezamenlijke 100%-aandeelhouders berekenen in 2004 rente op geldleningen die door die aandeelhouders zijn verstrekt aan in de eenheid gevoegde vennootschappen. In geschil is of de onderkapitalisatiebepaling van art. 10d Wet VPB 1969 verhindert dat belanghebbende de betaalde rente in aftrek kan brengen van het f.e.-resultaat. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat belanghebbende met haar op Curaçao gevestigde aandeelhouders in een groep is verbonden in de zin van art. 2:24b BW. Aangezien er sprake is van een groep is aftrek volgens de rechtbank niet mogelijk. De Hoge Raad oordeelt dat belanghebbende feitelijk wordt beheerst door haar aandeelhouder, aangezien de aandeelhouder een overheersende zeggenschap heeft over de leiding en het beleid van belanghebbende. Hieraan doet volgens de Hoge Raad niet af dat de leiding over belanghebbende feitelijk werd uitgeoefend door een andere holding. Verder verwerpt de Hoge Raad nog belanghebbendes stelling dat er geen sprake is van een groep omdat voor belanghebbende en haar aandeelhouders geen geconsolideerde jaarrekening pleegt te worden opgemaakt. Volgens de Hoge Raad bieden noch de Wet VPB 1969 noch de wetsgeschiedenis steun voor deze opvatting. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie van belanghebbende ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Instantie: Hoge Raad

7

Gerelateerde artikelen