X heeft de Turkse nationaliteit en arriveert vanuit Turkije op Schiphol. Zij kiest bij het verlaten van de aankomsthal het groene kanaal en op de vraag van de douaneambtenaar of zij nog iets heeft aan te geven, antwoordt zij ontkennend. Bij de daarop volgende controle treft de douane gouden sieraden aan in de bagage. De inspecteur reikt aan X een uitnodiging tot betaling uit van douanerechten en omzetbelasting. Rechtbank Haarlem en Hof Amsterdam (hierna: het hof) zijn van oordeel dat X de sieraden niet op de voorgeschreven wijze heeft aangegeven, waardoor de goederen niet vrij van douanerechten kunnen worden overgebracht van Turkije naar de EU. De Hoge Raad oordeelt dat het middel van X niet tot cassatie kan leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Het cassatieberoep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 18