Belanghebbende, mevrouw X, is de minstverdienende partner. Bij de aanslag over 2007 stelt de inspecteur het bedrag aan uit te betalen heffingskorting vast op € 379. Bij voorlopige teruggaaf is haar een aanzienlijk hoger bedrag uitbetaald zodat zij het saldobedrag moet terugbetalen plus heffingsrente. X tekent bezwaar aan tegen de aanslag IB 2007, waarna de inspecteur op 14 december 2010 uitspraak op het bezwaar doet. X gaat op dat moment niet in beroep, maar richt zich eind 2012 en in 2013 schriftelijk tot de inspecteur. Bij brief van 2 december 2013 reageert de inspecteur over de door X in haar brieven genoemde bezwaren. Onder het kopje "definitieve uitspraak op het bezwaar" vermeldt hij dat hij de aanslag handhaaft. X gaat in beroep tegen de brief van 2 december 2013.
Hof Arnhem-Leeuwarden verklaart, net zoals eerder de rechtbank, het beroep niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. De behandeling van het bezwaar van X is geëindigd met de uitspraak op bezwaar van 14 december 2010. Een nadere beslissing van de inspecteur, zonder tussenkomst van de rechter, over de aanslag waartegen bezwaar is gemaakt, is geen beslissing waartegen beroep kan worden ingesteld. Van een verschoonbare termijnoverschrijding is ook geen sprake. De uitlatingen van de inspecteur in de brief van 2 december 2013 zijn in de "ambtshalve sfeer" gelegen en bieden geen rechtsingang, aldus de rechter. Daaraan doet niet af dat de inspecteur ten onrechte een rechtsmiddelverwijzing heeft opgenomen.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:2