Aan belanghebbende, X bv, is een verzuimboete opgelegd van € 2.460 vanwege het niet tijdig doen van de aangifte vennootschapsbelasting. Bij uitspraak op bezwaar matigt de inspecteur de boete tot € 500 en krijgt X bv een kostenvergoeding van € 218. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt in beroep dat X bv recht heeft op een integrale kostenvergoeding in de bezwaarfase. Volgens de rechtbank heeft de inspecteur de boete tegen beter weten in opgelegd naar het hoogst mogelijk bedrag en heeft hij ten tijde van het opleggen van de boete geen rekening gehouden met de op dat moment bekend zijnde verzachtende omstandigheden.
Hof 's-Hertogenbosch acht een integrale kostenvergoeding niet op zijn plaats wanneer de inspecteur ten tijde van het opleggen van een verzuimboete geen rekening houdt met op dat moment bekend zijnde verzachtende omstandigheden. In dit verband acht het hof beslissend dat de wetgever het systeem van oplegging van een verzuimboete, zijnde een massaal proces, onder ogen heeft gezien en heeft aanvaard. Het hof acht daarbij mede van belang dat alvorens de boete wordt opgelegd, de inspecteur gehouden is de belanghebbende eerst een herinnering te sturen en vervolgens een aanmaning, hetgeen naar het oordeel van het hof invulling geeft aan de zorgvuldigheidsnorm. Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat art. 6 van het EVRM de inspecteur niet verplicht om bij het opleggen van een verzuimboete rekening te houden met hem bekende feiten en omstandigheden. Op grond van het voorgaande is het hoger beroep van de inspecteur gegrond. Het hoger beroep van X bv is ook gegrond omdat het hof besluit de boete te verminderen van € 500 naar € 250.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:15-2
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67a