De Hoge Raad oordeelt dat er geen sprake is van intrekking van het bezwaar indien een belanghebbende tijdens de bezwaarprocedure zijn gronden wijzigt.

Belanghebbende, X, maakt bezwaar tegen een gecombineerde WOZ-beschikking/OZB-aanslag. In zijn pro forma bezwaar maakt X bezwaar tegen de WOZ-waarde. X stelt dat hij zijn bezwaarschrift zal intrekken mocht uit bestudering van het taxatieverslag blijken dat de WOZ-waarde juist is. In een latere brief voert X aan dat de WOZ-waarde marktconform is, maar dat de aanslag OZB gebruikersbelasting moet worden vernietigd omdat het pand leegstaat. In cassatie stelt B. en W. dat het bezwaar niet-ontvankelijk is, omdat X zijn initiële bezwaar heeft ingetrokken en niet tweemaal tegen dezelfde aanslag bezwaar kan worden gemaakt.

De Hoge Raad oordeelt dat er geen sprake is van intrekking van het bezwaar indien een belanghebbende tijdens de bezwaarprocedure zijn gronden wijzigt. Op grond van art. 30 lid 2 Wet WOZ wordt een bezwaar tegen een gecombineerde WOZ-beschikking die is bekendgemaakt en verenigd in één geschrift met een OZB-aanslag, geacht mede gericht te zijn tegen die aanslag. In zijn bezwaar komt X op tegen de waarde en daarmee tevens tegen de op die waarde gebaseerde aanslag. Het stond X vrij om bij de aanvulling van de gronden zijn klachten tegen de WOZ-beschikking te laten varen en tegelijkertijd de gronden van zijn bezwaar tegen de OZB-aanslag kenbaar te maken. Anders dan B. en W. betoogt is er geen sprake van de intrekking van het WOZ-bezwaar gevolgd door een (te laat) tweede bezwaar tegen de aanslag OZB.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 30-2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

11

Gerelateerde artikelen