De Hoge Raad oordeelt dat er geen sprake is van een overschrijding van de redelijke (beslis)termijn, dit vanwege de ingewikkeldheid van de zaak.

Belanghebbende, X bv, biedt tegen betaling rondvaarten aan door wateren van Amsterdam. Zij heeft hiervoor op aangifte bedragen aan vermakelijkheidsretributie voldaan. X bv stelt dat de heffingsambtenaar een meerderheid van met haar vergelijkbare belastingplichtigen ten onrechte niet in de heffing heeft betrokken en beroept zich op het gelijkheidsbeginsel. Na verwijzing door de Hoge Raad oordeelt Hof Den Haag dat zich geen schending van de meerderheidsregel heeft voorgedaan (Hof Den Haag 22 juli 2014, nr. 12/00547 e.a., V-N Vandaag 2014/2509). In de tweede cassatieprocedure stelt X bv dat het hof ten onrechte niet heeft beslist op haar verzoek om een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn van geschilbeslechting.

De Hoge Raad oordeelt dat X bv terecht klaagt over het uitblijven van een beslissing van het hof op haar verzoek om een vergoeidng van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Tot cassatie kan dit evenwel niet leiden, nu de gedingstukken geen andere conclusie toelaten dan dat de onderhavige procedure - gelet op de ingewikkeldheid van de zaak - binnen een redelijke termijn is behandeld. Voor het overige kan het middel evenmin tot cassatie leiden (art. 81 Wet RO). Nu het principale beroep van X bv niet tot vernietiging van de hofuitspraak leidt, komt het incidentele cassatieberoep van B&W te vervallen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:73

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 5 oktober

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen