Belanghebbende, X, gaat in bezwaar en beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Rechtbank Amsterdam verklaart zijn beroep gegrond, draagt de heffingsambtenaar op om opnieuw te beslissen op bezwaar en bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 45 vergoedt aan X. Verder kent de rechtbank een proceskostenvergoeding toe van € 248 (wegingsfactor 0,5). In hoger beroep klaagt X over de beslissingen van de rechtbank over het griffierecht en de proceskostenvergoeding.
Hof Amsterdam (MK IV, 18 januari 2018, 17/00017, V-N vandaag 2018/159) acht het inroepen van beroepsmatige rechtsbijstand en het in dit verband maken van kosten voor het geval waarin het hof een kennelijke en evidente vergissing van de rechtbank corrigeert (één euro te weinig griffierecht) niet redelijk en kent daarom geen proceskostenvergoeding voor het hoger beroep toe. Verder oordeelt het hof dat de rechtbank in redelijkheid een wegingsfactor van 0,5 heeft toegepast voor de proceskostenvergoeding in eerste aanleg. Het hoger beroep van X is ongegrond.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75