De Hoge Raad oordeelt dat X bv geen recht heeft op een rentevergoeding. Dat de verliesverrekeningsbeschikking niet gelijktijdig met het vaststellen van de VPB-aanslag is gegeven, is niet voldoende om het beroep tegen de verliesverrekeningsbeschikking gegrond te verklaren.

X BV heeft geprocedeerd over de voor haar vastgestelde verliesvaststellingsbeschikking voor het boekjaar 2006/2007. In zijn uitspraak van 30 mei 2017 (V-N 2017/41.13) stelt Hof Arnhem-Leeuwarden de verliesvaststellingsbeschikking vast op € 1,5 mln. De inspecteur stelt vervolgens een verliesverrekeningsbeschikking vast, met dagtekening 9 september 2017, waarop € 536.000 wordt uitbetaald. Er wordt echter geen rente vergoed. Op het verzoek van X BV om rente te vergoeden, kent de inspecteur een vergoeding toe van € 2293. X BV is echter van mening dat zij recht heeft op een vergoeding van € 189.000 aan heffings- en invorderingsrente en € 12.281 aan wettelijke rente. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X BV (op grond van art. 8:73 AWR) recht heeft op een vergoeding van € 110.000 aan wettelijke rente over de periode van 7 augustus 2010 - 30 mei 2017. Het hof overweegt daarbij dat het beroep betreffende de verliesverrekeningsbeschikking gegrond is omdat de verliesverrekeningsbeschikking niet gelijktijdig met het vaststellen van de VPB-aanslag 2006/2007 is gegeven. De staatssecretaris gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat X BV geen recht heeft op een rentevergoeding. Dat de verliesverrekeningsbeschikking niet gelijktijdig met het vaststellen van de VPB-aanslag is gegeven, is niet voldoende om het beroep tegen de verliesverrekeningsbeschikking gegrond te verklaren. De verrekening van het verlies kan namelijk ook via een andere gelegenheid geschieden. X BV heeft dan ook schade geleden door de verliesvaststellingsbeschikking, en niet door de verliesverrekeningsbeschikking. Het hof heeft de uitspraak van de rechtbank met betrekking tot de verliesvaststellingsbeschikking dan ook ten onrechte gegrond verklaard, waardoor het verzoek om schadevergoeding ten onrechte is toegewezen. Verder stuit rentevergoeding ook af op art. 30g lid 4 AWR. Dit betreft een uitputtende regeling om schadevergoeding, ook op grond van art. 8:73 Awb, bij carry back uit te sluiten. Het beroep in cassatie van de staatssecretaris is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:88

Algemene wet bestuursrecht 8:73

Algemene wet inzake rijksbelastingen 30g

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Invordering, Fiscaal bestuurs(proces)recht, Vennootschapsbelasting

Editie: 27 mei

Informatiesoort: VN Vandaag

497

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen