X heeft op 4 november 2010 bpm voldaan. Bij brief van 27 april 2012 heeft X bezwaar gemaakt tegen deze voldoening op aangifte. De inspecteur verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk. X komt hiertegen in beroep. Volgens X is sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. X komt in hoger beroep. Volgens hem leidt het ontbreken van een rechtsmiddelverwijzing op de aangifte en op het betaalbericht tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding Volgens Hof Amsterdam is er geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. De heffing van bpm vindt plaats door de voldoening op aangifte. Er ligt geen besluit van een bestuursorgaan aan de heffing ten grondslag. Er bestaat dan geen wettelijke verplichting tot rechtsmiddelverwijzing, nog daargelaten dat in de toelichting bij het aangiftebiljet uitdrukkelijk wordt gewezen op de mogelijkheid van bezwaar en de daarvoor geldende termijn. De stelling van X dat het gemeenschapsrecht voorrang behoeft op de nationale procesregels faalt. Er is niet sprake van schending van de hoorplicht omdat sprake is van kennelijk niet-ontvankelijk bezwaar. Het hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:9
Algemene wet bestuursrecht 6:11