De Hoge Raad wijst het verzoek tot wraking af. Er is geen schijn van vooringenomenheid, ondanks dat de raadsheren in eerdere WOZ-zaken een voor mevrouw X negatieve beslissing hebben genomen.

Mevrouw X heeft een cassatieberoep lopen bij de Hoge Raad (nr. 18/01677) en krijgt een brief met de mededeling dat arrest zal worden gewezen door de raadsheren G. de Groot, J. Wortel en P.A.G.M. Cools. Naar aanleiding hiervan verzoekt X om wraking van G. de Groot en J. Wortel.

De Hoge Raad wijst het verzoek tot wraking af. Er is geen schijn van vooringenomenheid, ondanks dat de raadsheren in eerdere WOZ-zaken een voor X negatieve beslissing hebben genomen. Deze enkele omstandigheid rechtvaardigt niet de vrees voor vooringenomenheid. Een rechter wordt uit hoofde van zijn aanstelling vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat hij een vooringenomenheid koestert of bij een X dienaangaande bestaande vrees objectief is gerechtvaardigd (vgl. HR 21 september 2010, 09/00171, NJ 2010/520). X verzoekt ook vergeefs om terugwijzing naar het hof, omdat zich een novum (een formeel besluit van de gemeente Leiderdorp) heeft voorgedaan en het hof dit nieuwe feitelijk gegeven alsnog moet beoordelen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 18 januari

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen