Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de oprenting terecht door de inspecteur buiten beschouwing is gelaten, omdat de heer X niet aannemelijk maakt dat sprake is van zaaksvervanging. X maakt ook niet aannemelijk dat door de verkoop van de ark een vordering op zijn moeder is ontstaan.

Mevrouw C, erflaatster, overlijdt in 2010. De heer X, belanghebbende, is haar zoon en enig erfgenaam. Tot haar nalatenschap behoren diverse onroerende zaken. Eén appartement werd door C zelf bewoond. De overige onroerende zaken werden verhuurd. C was gehuwd met D, die in 1983 is overleden. Een woonark is toen door C gelegateerd aan X onder de last van een levenslang vruchtgebruik voor C. In 1999 kocht C een appartement. Enkele maanden later verkocht C de ark voor € 163.361. In de aangifte erfbelasting is rekening gehouden met een schuld van € 298.293, bestaande uit een hoofdsom van € 163.361 en rente van € 134.932 vanwege een vordering van X op C door de verkoop van de ark. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat deze oprenting terecht door de inspecteur buiten beschouwing is gelaten, omdat X niet aannemelijk maakt dat sprake is van zaaksvervanging. X maakt ook niet aannemelijk dat door de verkoop van de ark een vordering op C is ontstaan. X heeft namelijk alleen gesteld dat een eventuele vordering niet onmiddellijk is voldaan omdat zij er beiden van uitgingen dat sprake was van zaaksvervanging. X stelt dus vergeefs dat de waarde van het appartement van € 476.000, alsmede de schuld van € 163.361 buiten de heffingsgrondslag dienen te blijven. De wetgever kiest uit oogpunt van eenheid voor de waardebepaling van de eigen woning terecht vanaf 1 januari 2010 voor de WOZ-waarde. Het maakt niet uit dat deze waarde tot 1 januari 2012 indirect is gekoppeld aan de peildatum 1 januari van het voorgaande jaar. Voor de verhuurde onroerende zaken claimt X vergeefs de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (zie HR 22 november 2013, nr. 13/01154, V-N 2013/59.21). Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Schenk- en erfbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 9 december

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen