Belanghebbende, X, stelt op 30 december 2017 de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag in gebreke wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De heffingsambtenaar stelt het bezwaar niet te hebben ontvangen.
Hof Den Haag oordeelt in navolging van de rechtbank dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij op 4 of 5 februari 2017 tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting. Voor een dwangsom wegens niet tijdig beslissen bestaat geen aanleiding. De gemachtigde van X heeft bij de rechtbank een kopie van het bezwaarschrift overgelegd alsmede een factuur van PostNL. De rechtbank vond dit onvoldoende bewijs voor de verzending van het bezwaarschrift en het hof sluit zich hierbij aan. De mail- en chatwisseling die de gemachtigde heeft gehad met medewerkers van PostNL, en waaruit zou moeten blijken dat het bezwaar via de Print & Verzend service van PostNL, brengen het hof niet op andere gedachten. Daarbij merkt het hof nog op dat de gemachtigde hoewel hij geen ontvangstbevestiging heeft gekregen van de gemeente het hele jaar 2017 geen actie heeft ondernomen. Pas op 30 december 2017 heeft hij een ingebrekestelling gestuurd. Dit roept het beeld op dat het de gemachtigde alleen om een dwangsom te doen is geweest. Het hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Algemene wet bestuursrecht 4:17