Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de heffingsambtenaar ervan heeft kunnen afzien X in de bezwaarfase te horen.

Belanghebbende, X, komt in bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De heffingsambtenaar vernietigt in bezwaar de naheffingsaanslag, maar weigert X de gevraagde bezwaarkostenvergoeding. In geschil is of de heffingsambtenaar verplicht was X te horen.

Hof Arnhem-Leeuwarden volgt het oordeel van de rechtbank dat de heffingsambtenaar ervan heeft kunnen afzien X in de bezwaarfase te horen. Dit omdat de heffingsambtenaar volledig tegemoet is gekomen aan het bezwaar van X tegen de naheffingsaanslag en het verzoek van X om een kostenvergoeding kennelijk niet toewijsbaar was. Met haar oordeel dat van horen kon worden afgezien, is de rechtbank niet buiten de rechtsstrijd getreden. Er is sprake van een rechtsvraag die de rechtbank moet beantwoorden in het licht van de vaststaande feiten en omstandigheden en van hetgeen door partijen daarover is gesteld. Daarbij komt het volgens het hof ook aan op de bedoeling van partijen en niet louter op hetgeen zij woordelijk hebben gesteld. Nu uit de feiten duidelijk bleek dat geen sprake was van onrechtmatigheid aan de zijde van de heffingsambtenaar en een kostenvergoeding dus niet aan de orde is, is de rechtbank met haar oordeel niet buiten de rechtsstrijd getreden. Het hoger beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 7:3

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 12 december

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen